English | Dutch |
---|
put in an appearance | ⇆ acte de présence geven; ⇆ komen opdraven; ⇆ verschijnen; ⇆ zich vertonen |
appearance | ⇆ aanschijn; ⇆ air; ⇆ comparitie; ⇆ intrede; ⇆ intree; ⇆ optreden; ⇆ schijn; ⇆ uiterlijk; ⇆ verschijning; ⇆ verschijningsvorm; ⇆ verschijnsel; ⇆ vóórkomen |
put | ⇆ bergen; ⇆ brengen; ⇆ doen; ⇆ geven; ⇆ in stemming brengen; ⇆ inspannen; ⇆ leggen; ⇆ onder woorden brengen; ⇆ plaatsen; ⇆ slaan; ⇆ spannen; ⇆ steken; ⇆ stellen; ⇆ stoppen; ⇆ uitdrukken; ⇆ vastzetten; ⇆ verwoorden; ⇆ voorstellen; ⇆ zeggen; ⇆ zetten |