Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word kruisdood
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(heengaan; sterfgeval; verscheiden) | ||
🔗 Heb je hen op de dood voorbereid? | ||
(afgestorven; overleden; ter ziele) | ||
🔗 Onze taal is niet dood. | ||
(levenloos) | ||
🔗 Dankzij het geld van de heer Bommel zal ik binnenkort in staat zijn dode stof tot leven te wekken. | ||
🔗 De dood klopt aan mijn deur. | ||
loin | ||
🔗 Daar stond hij nu, midden in Gent, met enkel een bierviltje voor zijn kruis. | ||
🔗 Persbureau AFP meldt dat de kruisen van de kerken worden gesloopt, en christelijke manuscripten worden verbrand. | ||
🔗 Als die gieren er niet waren, zou een krachtig lichaam als dat van u dagenlang aan het kruis in leven kunnen blijven. |
Dutch | English |
---|---|
kruisdood | ⇆ death on the cross |
dood | ⇆ consummation; ⇆ dead; ⇆ dead and gone; ⇆ death; ⇆ demise; ⇆ departure; ⇆ dissolution; ⇆ end; ⇆ exanimate; ⇆ fall; ⇆ fate; ⇆ gone; ⇆ no more; ⇆ to death |
kruis | ⇆ rood; ⇆ cross; ⇆ crotch; ⇆ croup; ⇆ crown; ⇆ crupper; ⇆ crux; ⇆ pain; ⇆ seat; ⇆ sharp; ⇆ slack; ⇆ small of the back |