Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word grijphaak
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(aangrijpen; bemachtigen; te pakken krijgen; vastgrijpen) | ; grab ; grasp ; ; ; | |
🔗 Grijpt hem! | ||
(beetpakken; vatten) | grasp ; grab ; ; | |
🔗 Hij greep naar mij, maar ik was al weer weg. | ||
(haakje) | ||
🔗 Er werden haken gegooid en ladders tegen de muren gezet. | ||
🔗 Na het telefoongesprek legde secretaris Steenbreek met bevende vingers de hoorn terug op de haak. | ||
(angel; vishaak) | ||
🔗 De vis zat aan de haak en was opgehaald. |
Dutch | English |
---|---|
grijphaak | ⇆ gaff |
grijpen | ⇆ snatch; ⇆ snatch up; ⇆ apprehend; ⇆ catch; ⇆ catch hold of; ⇆ clasp; ⇆ claw; ⇆ collar; ⇆ engage; ⇆ get hold of; ⇆ grab; ⇆ grab hold of; ⇆ grasp; ⇆ grip; ⇆ gripe; ⇆ lay hold of; ⇆ pounce upon; ⇆ prehension; ⇆ seize; ⇆ seize hold of; ⇆ take hold of; ⇆ tackle; ⇆ clutch |
haak | ⇆ barb; ⇆ brace; ⇆ bracket; ⇆ catch; ⇆ chape; ⇆ clasp; ⇆ claw; ⇆ cleek; ⇆ clip; ⇆ cradle; ⇆ gaff; ⇆ hanger; ⇆ hitch; ⇆ hook; ⇆ peg; ⇆ rest; ⇆ picklock; ⇆ square |