English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word hitch

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
hitch on
(hook on; attach)

EnglishDutch
hitch aanhaken; beletsel; haak; haken; haperen; hapering; horten; kink; knoop; liften; ruk; schoonheidsfoutje; slag; steek; storing; vasthaken; vastmaken
clove hitch mastworp
hitch a lift liften
hitch a ride liften
hitch on aanhaken
hitch on to vasthaken aan
hitch to aanhaken; haken aan; vasthaken aan
hitch up ophalen; optrekken
there is a hitch somewhere er is een kink in de kabel
without a hitch zonder haperen
unhitch afhaken; loshaken; uitspannen