Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord vooruitgang
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(voortgang; vordering) | progress ; | |
(beterschap; verbetering) | progress ; improvement | |
(beterschap) | progress | |
front exit | ||
(afrit; afslag) | ; ; ; egress | |
🔗 Zij was zonder uitgang. | ||
ending | ||
🔗 Het kruisvuur der mitrailleurs van hun tegenstanders dwong de aanvallers echter naar hun punt van uitgang terug te keren. | ||
(aan; bij; naar; op; tegen; tot; naar … toe) | ; ; ; ; | |
🔗 Het publiek voelde veel sympathie voor haar. | ||
(geleden) | ; ; ; ; | |
🔗 Dat was een schot voor open doel. | ||
(aleer; alvorens; eer; vooraleer; voordat) | ; previous to | |
🔗 Denk dus wel na vóór u begint. | ||
(aan; door; met; om; uit; van; vanwege; wegens) | ; ; ; ; | |
🔗 Moet ik dan betalen voor mijn goede daden? | ||
(groef; rimpel; vore) | furrow | |
🔗 Het zaad ligt in de voren, de oogst zal ongetwijfeld mooi zijn. | ||
(aan; jegens; met; om; op; te; tot; bij) | ; ; | |
🔗 In 2020 ging het land ook al bankroet, voor de tweede keer in nog geen twintig jaar. | ||
(om; op; ten behoeve van; ter wille van) | ; | |
🔗 Kun jij die voor ons krijgen? | ||
(binnen; tot; tot aan; naar; tot op) | ||
(aan; jegens; met; tegen; tegenover; op) | ; | |
🔗 En niemand is er immuun voor. | ||
(aan; in; met; naar; omtrent; op; over; van) | ; ; | |
🔗 Maak een uitzondering voor hoogopgeleiden. | ||
(opschieten; veld winnen; vorderen; vooruitgang boeken) | progress ; make progress |
Nederlands | Engels |
---|---|
vóóruitgang | ⇆ front exit |
voorúítgang | ⇆ advance; ⇆ advancement; ⇆ headway; ⇆ improvement; ⇆ progress |
uitgang | ⇆ egress; ⇆ ending; ⇆ exit; ⇆ gate; ⇆ issue; ⇆ outfall; ⇆ outlet; ⇆ output; ⇆ termination; ⇆ way out |
voor | ⇆ afore; ⇆ ahead; ⇆ ahead of; ⇆ at; ⇆ before; ⇆ by; ⇆ chase; ⇆ ere; ⇆ for; ⇆ furrow; ⇆ in advance of; ⇆ in consideration of; ⇆ in return for; ⇆ in the case of; ⇆ previous to; ⇆ prior to; ⇆ pro; ⇆ to; ⇆ toward; ⇆ towards; ⇆ unto; ⇆ this side of; ⇆ in front of; ⇆ in the way of; ⇆ off; ⇆ ago; ⇆ from; ⇆ in favour of; ⇆ in the cause of; ⇆ in; ⇆ in front; ⇆ fast |
vooruitgaan | ⇆ gain; ⇆ get along; ⇆ go about; ⇆ improve; ⇆ mend; ⇆ progress; ⇆ be on the up and up; ⇆ be on the upgrade; ⇆ go first; ⇆ walk on before; ⇆ make progress; ⇆ rise; ⇆ get on well |