Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord paar

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(duo; stel; tweetal);
(duo; span; stel; tweetal);
🔗 Met vijfhonderd paar handen schoot het werk vlug op.
(enige; enkele)
🔗 Neem er een paar.
bride and groom
(bruid en bruidegom; jonggehuwden)
bride and groom
;
bride and groom
novgeedzoj
(echtelieden);
married couple
🔗 Over de precieze relatie tussen het echtpaar en het slachtoffer is nog niets bekend.
(ouders)
mating‐season
; ; ; ;
parigi
; ;
pariĝi
swingers club
🔗 Ook zou P. haar hebben meegenomen naar vier verschillende parenclubs in België.

NederlandsEngels
paar brace; couple; doublet; match; pair; twosome
een paar … a … or two; a matter of …; a couple of …; one or two …
een paar a few; some few; one or two
geen goed paar vormen not match
paar aan paar two together
bruidspaar bride and groom; bride and bridegroom; newly‐married couple
echtpaar couple; married couple
mensenpaar human couple
ouderpaar parents
paarsgewijs in pairs; two and two
paartijd mating‐season; mating‐time; pairing season
paren combine; copulate; couple; join; marry; mate; pair; match; unite
vriendenpaar two friends; homosexual couple