Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord af!
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(gereed; klaar) | ||
🔗 Maar het portret is nog niet af. | ||
(van; van … af) | de sur | |
🔗 Hij vluchtte de berg af. | ||
(bij tijd en wijle; nu en dan; van tijd tot tijd; zo nu en dan) | now and then ; occasionally | |
🔗 Maar ik kreeg het zo koud dat ik af en toe gymnastiekoefeningen moest doen. | ||
(vanaf) | ||
🔗 En nu wachtte die hele mensenmenigte van de vroege morgen af. | ||
(van; vanaf; af) | de sur | |
🔗 Puttler, die aandachtig geluisterd had, kwam nu van de divan af. | ||
out of the way | izolite | |
(afgelegen) | far away ; remotely ; ; | |
; ; ; ; | ||
(afgelasten; afzeggen; annuleren) | ||
🔗 Het wijzigen van de grondwet kan hem in staat stellen de verkiezingen uit te stellen of helemaal af te blazen. | ||
repel ; repulse ; | ||
🔗 Splijtsteen duwde de boot af, klom aan boord en pakte de riemen. | ||
eat off ; finish one’s meal | ||
🔗 Wel, laten we dan afeten en naar huis gaan. | ||
(afbijten) | bite off | |
🔗 Zijn er haaien gezien dan kan men erop rekenen allerlei griezelverhalen te zullen horen van afgehapte armen en benen. | ||
(kalven) | calve | peciĝi |
ricochet | resalti | |
🔗 Maar de pijl ketste af op zijn verborgen maliënkolder. | ||
(knagen) | gnaw | |
🔗 Toen het laatste been was afgekloven, trok hij verder. | ||
; break off | derompiĝi | |
🔗 Ook knapte weleens een lijn af door het rukken van de tachtig tot negentig ton zware karkassen, die dan onmiddellijk wegdreven en door een jachtboot weer moesten worden opgepikt. | ||
offshore | delanda | |
🔗 Zolang de wind matig is en aflandig, of of uit het westen komt, is er geen gevaar. | ||
(beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen; een eind maken aan; eindigen) | ; | |
🔗 Hij maakte zijn zin niet af. | ||
(doden; doodmaken; ombrengen; om het leven brengen; van kant maken) | ; | |
🔗 Het dier moest worden afgemaakt. | ||
(afwerken; beëindigen) | ||
🔗 Hij kon zijn gedachten niet afmaken. | ||
(afbeulen; afjakkeren; afpeigeren) | fag out ; fatigue ; tire out | ellacigi |
🔗 Een gesprek met deze knecht matte hem zeer af. | ||
(remmen) | ||
🔗 De lift remde af om te stoppen bij de 21e verdieping. | ||
(schilderen) | ; | |
🔗 Wij zijn verplicht voor hen te bidden, vriend, al schilder jij hen nog zo zwart af. | ||
(afbladderen) | flake off ; peel off | deskvamiĝi |
🔗 De schors schilfert in grote plakken af waardoor de onderliggende, gele bast zichtbaar wordt en de stam een vlekkerig aanzien krijgt. | ||
flatten | ebeniĝi | |
🔗 In de namiddag ging de wind liggen, de hemel werd weer helder en de zee slechtte opvallend vlug af. | ||
jump off ; leap down | desalti | |
jump off ; leap down | malsuprensalti | |
; come to nothing | ne efektiviĝi | |
pounce ; | alsalti | |
(afsnijden) | ||
(contrasteren) | ||
🔗 Voor zich uit zag hij de Toren van de Olifant tegen de hemel afsteken. | ||
(uitkomen) | bevel ; stand out | reliefiĝi |
(afvuren; afschieten) | fire off | |
🔗 Op oudjaarsdag mocht dit jaar voor het eerst pas vanaf 18:00 uur vuurwerk worden afgestoken, tot 02:00 uur nieuwjaarsnacht. | ||
(instellen; verstellen) | ||
(aanpassen; in overeenstemming brengen) | ||
(verwerpen) | reject ; | malakcepti voĉdone |
sintonizi | ||
; tune in | ||
surstampi | ||
🔗 De postzegel was in Brighton afgestempeld op 3 juni om half negen ’s morgens. | ||
(uitsterven; wegsterven; versterven) | die away ; ; ; go extinct ; become extinct | |
(versterf; uitsterven) | ; | |
atrophy | ||
(koersen; stevenen) | bear down ; | |
🔗 Ook wij stegen af. | ||
(stof afnemen; stoffen) | senpolvigi | |
(verstompen) | become dull | |
(bot maken) | ; | |
stultify | ||
knock off ; push down ; push off ; thrust down | depuŝi | |
repel | mallogi | |
chastise ; ; punish | puni trafe | |
🔗 Liever zal ik die verraderlijke abt afstraffen. | ||
(uitstralen) | ||
🔗 Zijn succes straalt af op de volgelingen. | ||
harry ; ravage | elrabi | |
flay ; ; | ||
(een diploma behalen; een diploma halen) | graduate | diplomiĝi |
🔗 Er gingen geruchten dat de man afgestudeerd was aan de een of andere universiteit, maar zijn verleden was een mysterie, hoewel dat niet ongewoon was. | ||
finish one’s studies | ||
🔗 We moeten toch afstuderen. | ||
(terugspringen) | rebound | resalti |
🔗 Driemaal schoot Locksley op De Bracy en driemaal stuitte zijn pijl af op diens wapenrusting. | ||
be on the decline ; go downhill ; go off ; decay | ||
(aftuigen; onttakelen) | dismantle ; unrig | malrigi |
disbranĉigi | ||
shunt | ŝunti | |
(afwateren; draineren; droogleggen; ontwateren) | drain | |
🔗 Een poging om bloed uit zijn arm af te tappen, leverde geen resultaat op. | ||
tap | ||
tap | spili | |
; grope | palpi serĉe | |
🔗 Voorzichtig tastte ik zijn ribben af. | ||
(beschrijven; tekenen; trekken; uittekenen) | ||
(omlijnen) | delineate ; ; outline | |
endorse | vizi | |
count down | ||
(neertellen) | ||
ekludi | ||
kick down ; | peli piedbate malsupren | |
(inhouden) | ||
march off ; | ||
(wegtrekken) | fortiri | |
(trekken) | ; | |
(korten) | ; rebate ; ; | |
(retireren; zich terugtrekken) | ; | |
subtract | subtrahi | |
(afrukken) | toss off | onanigi |
(troeven) | trump | |
(aframmelen; afranselen; beuken) | thrash | |
unharness | forpreni la jungilaron de | |
(aftakelen; onttakelen) | unrig | malrigi |
(delegeren) | ||
depute | ||
(afvallig worden) | apostatize | apostatiĝi |
(uitvallen) | ; fall off ; tumble down | |
drop out | eliminiĝi | |
(flikkeren; neervallen; vallen) | ; lapse | |
(ontrouw worden) | apostatize ; ; secede | |
(vermageren) | fall away ; ; lose flesh | |
go down | ŝipveturi laŭflue sur | |
(afwissen; vegen) | wipe ; wipe off | viŝi |
🔗 „Ik kom al, meneer!” klonk het doffe antwoord uit een ver vertrek, spoedig gevolgd door Sam zelf, die zijn mond afveegde. | ||
be discharged gradually | esti maldungata iom post iom | |
(weglopen; wegvloeien) | flow down ; flow off | |
(lossen; afsteken; afschieten) | discharge ; ; fire off | |
🔗 Conan vuurde pijl na pijl af op de groep. | ||
(verbeiden; wachten; wachten op; opwachten) | ; ; | |
🔗 Daarna gingen ze weer naar de wagen om de komst van de karavaan af te wachten. | ||
drain | dreniĝi | |
(aftappen; draineren; droogleggen; ontwateren) | drain | |
(wegen) | ||
(doseren) | proportion | |
(afdraaien; afkeren) | ; divert ; | |
🔗 Hij wendde de blik af en keek vooruit. | ||
roll off | deruliĝi | |
roll off | deruli | |
shift onto ; trans‐ship | ||
parry ; ward off | forklini | |
ward off | ŝirmi sin kontraŭ | |
(afmaken; beëindigen) | ; finish off ; finalize | |
🔗 Werk de rest van je programma maar af. | ||
finlabori | ||
ellabori | ||
(opbrengen; voortbrengen) | ||
(afgooien; uitgooien) | cast off ; fling off ; throw off | |
🔗 De bommen werden toen in de omgeving van Yuncos afgeworpen, waar zij slechts materiële schade aanrichtten. | ||
; | elseligi | |
🔗 Ze zou mij afgeworpen hebben als ze de kans had gekregen! | ||
deviate ; ; diverge | ||
🔗 Het toestel is waarschijnlijk sterk van zijn koers afgeweken en ergens ten westen van Australië in zee terechtgekomen. | ||
; deviate | ||
🔗 Het was niet voor het eerst dat Hugo F. van het rechte pad afweek, want al in 1996 liep hij zijn eerste veroordeling op. | ||
(schelen; uiteenlopen; verschillen) | ||
🔗 Onze openingstijden tijdens kerst wijken af van onze normale openingstijden. | ||
quash ; ; ; | ||
(afkeuren; het vertikken; terugwijzen; weigeren; afslaan) | ; ; ; disallow | |
🔗 Geen wonder dat Katrien hem altijd afwijst! | ||
(afdoen; afhandelen) | ||
🔗 Ik moet mijn zaken afwikkelen. | ||
(liquideren) | ||
unroll ; unwind ; wind off | ||
(ontrollen; uitrollen) | unroll | malvolvi |
🔗 Maar nu wikkelde ze het gescheurde papier er eindelijk af en begon te lezen. | ||
(afvegen; vegen; wissen) | wipe ; wipe off | viŝi |
(expediëren; verzenden) | dispatch ; ; ; | |
(versturen; verzenden; wegzenden) | ; ; ; | |
(afschuimen; doorzóéken; doorspitten) | ; | |
🔗 De hele omgeving is afgezocht. | ||
kiss and be friends again | repacigi perkise | |
(afscheiden; scheiden; schiften) | ; segregate | |
(isoleren) | ; seclude | |
(pijpen) | give a blow job ; | |
be released ; demob | malmobiliziĝi | |
tone down | malfortigi iom | |
(onafgemaakt; onafgewerkt; onvoltooid) | unfinished |
Nederlands | Engels |
---|---|
… af | ⇆ down …; ⇆ exit … |
af! | ⇆ down!; ⇆ go! |
af | ⇆ down; ⇆ exeunt; ⇆ out of play; ⇆ off; ⇆ finished; ⇆ out |
af! | ⇆ down!; ⇆ go! |
af en aan lopen | ⇆ come and go; ⇆ go to and fro |
af en toe | ⇆ every now and then; ⇆ every so often; ⇆ now and again; ⇆ now and then; ⇆ occasionally; ⇆ off and on; ⇆ once in a way; ⇆ once in a while |
af fabriek | ⇆ ex works |
af zijn van | ⇆ be rid of; ⇆ come short of; ⇆ be short of; ⇆ fall short of |
goed af zijn | ⇆ be well off |
nog niet af zijn van | ⇆ have not yet done with; ⇆ have not heard the last of; ⇆ have not seen the last of |
op de minuut af | ⇆ to a minute; ⇆ to the minute; ⇆ to the moment |
slecht af zijn | ⇆ be badly off |
van … af | ⇆ down …; ⇆ from … downward; ⇆ from … downwards; ⇆ off; ⇆ from …; ⇆ from … upwards; ⇆ from … onwards; ⇆ since …; ⇆ from |
van elkaar af zijn | ⇆ have separated |
achteraf | ⇆ after the event; ⇆ in retrospect; ⇆ retrospectively; ⇆ in the rear; ⇆ out of the way |
afblazen | ⇆ blow off; ⇆ pull the plug on; ⇆ let off; ⇆ call off; ⇆ cancel; ⇆ blow the whistle |
afduwen | ⇆ push off; ⇆ shove off |
afeten | ⇆ eat off; ⇆ finish one’s meal |
afkalven | ⇆ calve; ⇆ cave in |
afketsen | ⇆ ricochet; ⇆ glance off; ⇆ fall through; ⇆ reject; ⇆ defeat |
afkluiven | ⇆ gnaw; ⇆ pick; ⇆ gnaw off |
afknappen | ⇆ snap; ⇆ snap off; ⇆ have a breakdown; ⇆ turn off |
aflandig | ⇆ offshore |
afmaken | ⇆ butcher; ⇆ complete; ⇆ cut up; ⇆ destroy; ⇆ dispatch; ⇆ dispose of; ⇆ end; ⇆ finish; ⇆ finish with; ⇆ finishing; ⇆ follow through; ⇆ kill; ⇆ kill off; ⇆ mop up; ⇆ pick to pieces; ⇆ pull to pieces; ⇆ put down; ⇆ settle; ⇆ agree on; ⇆ agree upon; ⇆ round off; ⇆ slash; ⇆ slate; ⇆ slaughter; ⇆ slay; ⇆ crab |
afmatten | ⇆ blow; ⇆ fag; ⇆ fag out; ⇆ fatigue; ⇆ harass; ⇆ overdo; ⇆ wear out; ⇆ tire out; ⇆ wear; ⇆ wear down; ⇆ weary |
afmelden | ⇆ sign out; ⇆ book out |
afraken | ⇆ be broken off |
afremmen | ⇆ slow; ⇆ slow down; ⇆ slow up; ⇆ fish‐tail; ⇆ stay; ⇆ put a brake on; ⇆ put on the brake; ⇆ put on the brakes |
afrijgen | ⇆ unstring |
afschilderen | ⇆ depict; ⇆ paint; ⇆ picture; ⇆ portray |
afschilferen | ⇆ exfoliate; ⇆ flake; ⇆ patch off; ⇆ peel; ⇆ peel off; ⇆ pill; ⇆ scale; ⇆ flake off |
afsnuiten | ⇆ trim |
afspringen | ⇆ leap down; ⇆ jump off; ⇆ come off; ⇆ fly off; ⇆ break down; ⇆ come to nothing |
afstappen | ⇆ alight; ⇆ dismount; ⇆ get down; ⇆ get off; ⇆ light; ⇆ step down; ⇆ walk |
afsteken | ⇆ contrast; ⇆ let off; ⇆ mark out; ⇆ stand out; ⇆ bevel; ⇆ cut; ⇆ take a shortcut; ⇆ push off; ⇆ fire off |
afstellen | ⇆ adjust |
afstemmen | ⇆ attune; ⇆ tune; ⇆ reject; ⇆ tune in; ⇆ syntonize; ⇆ vote down |
afstempelen | ⇆ cancel; ⇆ stamp |
afsterven | ⇆ death; ⇆ mortify; ⇆ die |
afstijgen | ⇆ alight; ⇆ dismount; ⇆ light; ⇆ get off; ⇆ go down |
afstoffen | ⇆ dust; ⇆ dust down; ⇆ dust off |
afstompen | ⇆ abate; ⇆ blunt; ⇆ dull; ⇆ obtund; ⇆ stultify; ⇆ become dull |
afstoten | ⇆ hive off; ⇆ push off; ⇆ rebuff; ⇆ reject; ⇆ repel; ⇆ push down; ⇆ knock off; ⇆ knock down; ⇆ thrust down; ⇆ dispose of; ⇆ discharge; ⇆ be repellent |
afstraffen | ⇆ correct; ⇆ dress down; ⇆ punish; ⇆ trounce; ⇆ chastise; ⇆ give a dressing‐down |
afstralen | ⇆ radiate |
afstropen | ⇆ flay; ⇆ forage; ⇆ harry; ⇆ peel; ⇆ peel off; ⇆ rip off; ⇆ strip; ⇆ trawl; ⇆ skin; ⇆ strip off; ⇆ ravage |
afstuderen | ⇆ finish one’s studies |
afstuiten | ⇆ rebound |
afstuiven | ⇆ fly off; ⇆ rush down; ⇆ tear down |
aftaaien | ⇆ beat it; ⇆ buzz off; ⇆ split |
aftakelen | ⇆ pull down; ⇆ unrig; ⇆ dismantle; ⇆ tank |
aftakken | ⇆ tap; ⇆ branch |
aftappen | ⇆ drain; ⇆ draw off; ⇆ tap; ⇆ draw; ⇆ bottle |
aftasten | ⇆ feel; ⇆ scan; ⇆ grope; ⇆ put out feelers |
aftekenen | ⇆ outline; ⇆ draw; ⇆ delineate; ⇆ mark off; ⇆ sign; ⇆ trace |
aftellen | ⇆ countdown; ⇆ count out; ⇆ count off; ⇆ count down |
aftippelen | ⇆ tramp |
aftoppen | ⇆ top; ⇆ cap |
aftrainen | ⇆ detrain |
aftrappen | ⇆ kick down; ⇆ kick off |
aftrekken | ⇆ abstract; ⇆ bate; ⇆ deduct; ⇆ defalcate; ⇆ draw away; ⇆ draw off; ⇆ extract; ⇆ jerk off; ⇆ pull; ⇆ pull off; ⇆ subtract; ⇆ toss off; ⇆ tear off; ⇆ fire; ⇆ fire off; ⇆ withdraw; ⇆ march off; ⇆ retreat; ⇆ blow over; ⇆ pull the trigger; ⇆ wank |
aftroeven | ⇆ trump; ⇆ ruff; ⇆ score off |
aftroggelen | ⇆ ponce; ⇆ wheedle out of; ⇆ coax out of |
aftuigen | ⇆ do over; ⇆ duff over; ⇆ duff up; ⇆ unharness; ⇆ unrig; ⇆ thrash; ⇆ beat; ⇆ beat up |
afturven | ⇆ notch; ⇆ score; ⇆ tick off |
afvaardigen | ⇆ delegate; ⇆ depute; ⇆ return |
afvallen | ⇆ apostatize; ⇆ defect; ⇆ drop away; ⇆ drop off; ⇆ drop out; ⇆ fall away; ⇆ fall by the wayside; ⇆ fall off; ⇆ lapse; ⇆ lose flesh; ⇆ fall; ⇆ tumble down; ⇆ lose; ⇆ desert; ⇆ secede; ⇆ fall away from |
afvaren | ⇆ sail; ⇆ depart; ⇆ leave; ⇆ go down |
afvegen | ⇆ brush; ⇆ wipe; ⇆ wipe off |
afvinken | ⇆ tick off |
afvissen | ⇆ draw; ⇆ fish; ⇆ net; ⇆ sweep; ⇆ fish out; ⇆ whip |
afvlakken | ⇆ even out; ⇆ make flat; ⇆ flatten |
afvloeien | ⇆ be made redundant; ⇆ become redundant; ⇆ drain; ⇆ flow down; ⇆ flow off; ⇆ be discharged gradually |
afvragen | ⇆ ask; ⇆ ask for; ⇆ demand |
afvuren | ⇆ discharge; ⇆ fire; ⇆ fire off; ⇆ firing; ⇆ let drive |
afwachten | ⇆ await; ⇆ bide; ⇆ bide one’s time; ⇆ wait; ⇆ wait for; ⇆ abide; ⇆ wait and see; ⇆ wait on |
afwateren | ⇆ drain |
afwegen | ⇆ brush off; ⇆ dose; ⇆ dose up; ⇆ proportion; ⇆ weigh; ⇆ weigh out |
afweken | ⇆ remove by soaking; ⇆ come off |
afwenden | ⇆ abduce; ⇆ avert; ⇆ deviate; ⇆ divert; ⇆ forefend; ⇆ obviate; ⇆ stave off; ⇆ turn away; ⇆ ward off; ⇆ parry; ⇆ turn; ⇆ turn aside; ⇆ turn off; ⇆ ward |
afwentelen | ⇆ roll off; ⇆ roll down |
afweren | ⇆ bear off; ⇆ counter; ⇆ fend; ⇆ fend off; ⇆ fight off; ⇆ keep off; ⇆ parry; ⇆ repel; ⇆ avert; ⇆ ward off |
afwerken | ⇆ finalize; ⇆ finish; ⇆ finish off; ⇆ finish up; ⇆ follow through; ⇆ go through; ⇆ give the finishing touch; ⇆ give the finishing touches; ⇆ give the finishing touch to; ⇆ give the finishing touches to; ⇆ get through; ⇆ overcast |
afwerpen | ⇆ slough off; ⇆ buck; ⇆ cast; ⇆ cast off; ⇆ drop; ⇆ fling; ⇆ fling off; ⇆ yield; ⇆ shed; ⇆ throw off; ⇆ throw down; ⇆ hurl down; ⇆ parachute; ⇆ slough |
afwijken | ⇆ aberrate; ⇆ decline; ⇆ deflect; ⇆ deviate; ⇆ digress; ⇆ diverge; ⇆ divergence; ⇆ vary; ⇆ differ; ⇆ wander; ⇆ depart |
afwijzen | ⇆ decline; ⇆ disallow; ⇆ disclaim; ⇆ dismiss; ⇆ rebuff; ⇆ rebut; ⇆ refuse; ⇆ reject; ⇆ repudiate; ⇆ repulse; ⇆ refuse admittance to; ⇆ turn away; ⇆ turn down; ⇆ deny |
afwikkelen | ⇆ liquidate; ⇆ roll up; ⇆ unroll; ⇆ unwind; ⇆ wind off; ⇆ wind up; ⇆ settle; ⇆ fulfil |
afwimpelen | ⇆ brush aside; ⇆ wave aside |
afwinden | ⇆ reel off; ⇆ wind off; ⇆ unwind; ⇆ unreel |
afwissen | ⇆ wipe; ⇆ sponge; ⇆ sponge down; ⇆ sponge over; ⇆ wipe off |
afzadelen | ⇆ unsaddle |
afzagen | ⇆ saw; ⇆ saw off |
afzakken | ⇆ come down; ⇆ descend; ⇆ descent; ⇆ drop down; ⇆ slip down; ⇆ blow over; ⇆ pass over; ⇆ withdraw; ⇆ drop away |
afzenden | ⇆ dispatch; ⇆ forward; ⇆ send; ⇆ send off; ⇆ ship |
afzien | ⇆ desist; ⇆ look down; ⇆ suffer |
afzoeken | ⇆ beat; ⇆ comb; ⇆ comb out; ⇆ hunt; ⇆ quarter; ⇆ rake around; ⇆ rake through; ⇆ ransack; ⇆ scour; ⇆ search; ⇆ sweep; ⇆ hunt down |
afzoenen | ⇆ kiss away |
afzonderen | ⇆ detach; ⇆ insulate; ⇆ isolate; ⇆ seclude; ⇆ segregate; ⇆ separate; ⇆ sequester; ⇆ set apart; ⇆ rescind; ⇆ put aside |
afzuigen | ⇆ give a blow job; ⇆ suck; ⇆ suck up; ⇆ draw off |
afzwaaien | ⇆ be released; ⇆ demob |
afzwakken | ⇆ dilute; ⇆ play down; ⇆ tone down; ⇆ downplay |
afzwerven | ⇆ prowl; ⇆ range; ⇆ roam; ⇆ wander; ⇆ rove; ⇆ tramp |
onaf | ⇆ unfinished; ⇆ incomplete |
stroomaf | ⇆ down the river; ⇆ downstream; ⇆ down‐river |