English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word what’s his name again?

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(all over again; anew; afresh; once again; once more; a second time); ; ;
🔗 When will I see you again?
(once more);
(in addition; additionally; as well);
op de koop toe
aldone

EnglishDutch
what’s his name again? hoe heet hij ook weer?
again aan de andere kant; alweer; andermaal; herhaaldelijk; nog eens; ook; opnieuw; van de andere kant; van de weeromstuit; verder; weder; weer