English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word wash‐water
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(launder) | ; ; | |
🔗 And wash your hands again! | ||
lesivi | ||
tralavi | ||
🔗 He had to wash. | ||
(carry; bear) | ; ; | |
🔗 This means the planet is warm enough for water to be present on its surface. | ||
(irrigate) | ; ; ; ; water geven | |
(sprinkle; spatter) | ; | |
; | priverŝi | |
ŝprucakvumi | ||
(of water; watery) | ; waterhoudend ; | |
(drink) | ||
🔗 At the base of each mountain range, on the inner side of the triangle, ran a stream of water. | ||
🔗 Drink a little water. |
English | Dutch |
---|---|
wash‐water | ⇆ waswater |
wash | ⇆ aanspoeling; ⇆ aanspoelsel; ⇆ aanstrijken; ⇆ afsoppen; ⇆ afspoelen; ⇆ afwassen; ⇆ bespoelen; ⇆ besproeien; ⇆ bestrijken; ⇆ dweilen; ⇆ gewassen tekening; ⇆ goed blijven in de was; ⇆ golfslag; ⇆ kielwater; ⇆ kleurtje; ⇆ lappen; ⇆ omspóélen; ⇆ omwassen; ⇆ saus; ⇆ sausen; ⇆ sauzen; ⇆ schoonwassen; ⇆ spoelen; ⇆ spoeling; ⇆ spoelsel; ⇆ spoelwater; ⇆ uitspoelen; ⇆ uitwassen; ⇆ vernisje; ⇆ vernissen; ⇆ was; ⇆ wasecht zijn; ⇆ wassen; ⇆ wassing; ⇆ waterverf; ⇆ zich laten wassen; ⇆ zich wassen; ⇆ ómspoelen |
water | ⇆ aanlengen met water; ⇆ begieten; ⇆ bespoelen; ⇆ besproeien; ⇆ bewateren; ⇆ drenken; ⇆ in de week leggen; ⇆ lopen; ⇆ majem; ⇆ plas; ⇆ sproeien; ⇆ tranen; ⇆ van water voorzien; ⇆ verwateren; ⇆ vruchtwater; ⇆ water; ⇆ water geven; ⇆ water innemen; ⇆ wateren |