English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word union is strength

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(force; toughness);
(vigour; agency);
🔗 She exerted all her strength, to no avail.
(solidity; stamina; toughness);
(titre; fineness);
union
unie
union
(combination; joining; junction; unification)
union
(joining; junction; combination; assembly)
union
(labour‐union; syndicate; trade union; trades‐union)
union
(unification)
union
(combination; compound)

EnglishDutch
union is strength eendracht maakt macht
strength bezetting; forsheid; getalsterkte; hechtheid; kracht; krachten; macht; sterkte
union aaneenvoeging; arbeidsvereniging; bond; eendracht; eendrachtigheid; eensgezindheid; harmonie; studentensociëteit; unie; vakbond; vakvereniging; verbinding; verbintenis; verbond; vereniging