English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trivialize

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
trivialize
(play down; downplay)
(insignificant; trifling; minor; trite);
🔗 The matter is really trivial.
trivial
(insignificant; meaningless; minor; zerosum; paltry)
sensignifa

EnglishDutch
trivialize als onbelangrijk afdoen; als onbelangrijk voorstellen; bagatelliseren
trivial alledaags; beuzelachtig; onbeduidend