English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word take to one’s bed
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(patch) | ; | |
(channel) | ||
🔗 We’ll soon have you in a good, soft bed. | ||
(berth; encampment; lair; bunk) | ; | |
(layer; stratum) | ||
(put to bed) | in bed stoppen ; naar bed brengen | |
(go to bed; retire; hit the sack; hit the hay; go to rest; retire for the night; retire to bed; retire to rest) | gaan slapen ; naar bed gaan | |
(bottom; foundation; ground) | ; ; | |
(occupy; engage; fill; hold; involve) | ; ; | |
(lay hold of; pick up; get) | ; ; | |
🔗 He reached across the table and took her two hands. | ||
(abstract; take away; remove; seize) | ; | |
(bite; bite at; rise; rise to the bait; take the bait) | allogaĵmordi | |
(bite; rise to the bait; take the bait; rise) | ekmordi | |
(plunder; rob; loot; kidnap; reave) | ||
🔗 Liane flung down a leather sack, taken this very morning. | ||
🔗 Silard took a deep breath. | ||
🔗 When the good Lord needs me, he will take me. |
English | Dutch |
---|---|
take to one’s bed | ⇆ bedlegerig worden; ⇆ gaan liggen |
bed | ⇆ bed; ⇆ bedde; ⇆ bedding; ⇆ huwelijk; ⇆ inbedden; ⇆ laag; ⇆ leger; ⇆ legerstede; ⇆ naar bed gaan met; ⇆ onderlaag; ⇆ perk; ⇆ sponde; ⇆ te bed leggen; ⇆ te bed liggen |
take | ⇆ aanbijten; ⇆ aangrijpen; ⇆ aannemen; ⇆ aanslaan; ⇆ aanvaarden; ⇆ afkrijgen; ⇆ afnemen; ⇆ afzetten; ⇆ begrijpen; ⇆ behalen; ⇆ benemen; ⇆ beroven van; ⇆ beschouwen; ⇆ bezetten; ⇆ bezorgen; ⇆ brengen; ⇆ buitmaken; ⇆ doen; ⇆ drinken; ⇆ erover doen; ⇆ gebruiken; ⇆ geven; ⇆ halen; ⇆ houden; ⇆ in behandeling nemen; ⇆ in beslag nemen; ⇆ incasseren; ⇆ innemen; ⇆ inslaan; ⇆ inwinnen; ⇆ kieken; ⇆ kosten; ⇆ krijgen; ⇆ leiden; ⇆ maken; ⇆ meenemen; ⇆ nemen; ⇆ noteren; ⇆ nuttigen; ⇆ ontvangen; ⇆ ontvangst; ⇆ opdoen; ⇆ opname; ⇆ opnemen; ⇆ opschrijven; ⇆ opvatten; ⇆ opvolgen; ⇆ overbrengen; ⇆ overnemen; ⇆ pakken; ⇆ recette; ⇆ slaan; ⇆ snappen; ⇆ springen over; ⇆ succes hebben; ⇆ te baat nemen; ⇆ tot zich nemen; ⇆ vangen; ⇆ vangst; ⇆ vatten; ⇆ veroveren; ⇆ voeren; ⇆ volgen; ⇆ waarnemen; ⇆ zich schikken; ⇆ … in slaan |