English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word spring‐board

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
spring‐board
springplank
(clutch; grip; cling to; get caught on)
alkroĉiĝi al
(wainscot)
lignogarni
(plank)
(executive; administration)
(directorate)
(tread; walk; walk upon);
(directorate)
(board table)
estrara tablo
(administration; management);
(well up; arise; well);
(fountain; source; fount; well; fountain‐head; well‐spring)
(dash; hurtle; rush; surge; leap; shoot forward; spank; zip)
voorwaarts stormen
;
zich werpen op
(spring‐time);
🔗 Spring is late everywhere.
(jump; leap)
lente‐
;
voorjaars‐
(come; derive; originate; result; stem);
deveni
(pounce)
alsalti
(bound)
🔗 Turjan sprang forward, dodging the wild sweep of her sword, seized her around the waist, and dragged her to the ground.

EnglishDutch
spring‐board springplank; sprinkplank
board aan boord gaan; aan boord gaan van; aanklampen; beplanken; beschieten; bestuur; bestuurstafel; boord; bord; bordje; bordpapier; college; commissie; deel; departement; directie; dis; enteren; in de kost doen; in de kost hebben; in de kost nemen; in de kost zijn; instappen; karton; kost; kostgeld; met planken beschieten; ministerie; plank; raad; schap; stappen in; tafel
spring bron; doen dichtslaan; doen opspringen; doen springen; drijfveer; laten springen; lente; ontspringen; ontspruiten; oorsprong; opjagen; opkomen; opschieten; opspringen; plotseling aankomen met; springader; springbron; springen; springen over; sprong; van veren voorzien; veer; veerkracht; veren; verrijzen; voorjaar; voortkomen; voortspruiten