English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sort

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(kind); ;
🔗 He’s a sort of mystery.
(arrange; put in order; tidy; categorize; collate; order; clean up)
a sort of
(virtual; alleged; would‐be; apparent)
pro forma
;
voor de vorm
that sort of thing
(something like that; anything like it; such a thing; this sort of thing)
this sort of thing
(something like that; anything like it; such a thing; that sort of thing)
sortable
ordigebla

EnglishDutch
sort aard; plaatsen; rangschikken; schiften; slag; soort; sorteren; uitzoeken
after a sort in zekere zin; op zijn manier
after his own sort op zijn manier
a good sort een goeie vent
all sorts and conditions of … … van allerlei slag
all sorts of alle mogelijke; allerhande; allerlei; allerlei slag
all sorts of things allerlei; van alles; van alles en nog wat
a … of sorts zo’n soort …
a sort of een soortement
a sort of a zo’n soort van
have a sort‐out opruimen; ordenen; sorteren; uitzoeken
in a sort of way in zekere zin; op zijn manier
it takes all sorts Onze‐Lieve‐Heer heeft rare kostgangers
nothing of the sort! niets daarvan!
nothing of the sort niets van dat alles; niets van die aard; niets van dien aard
of sorts een soort van; in zijn soort
out of sorts niet erg lekker; onfris; uit zijn hum; uit zijn humeur
right sort geschikt
sorting office sorteerafdeling
sort of als het ware; een beetje; enigermate; om zo te zeggen
sort out een oplossing vinden voor; ontwarren; plaatsen; rangschikken; regelen; sorteren; uitzoeken
sort somebody out iemand eens flink de waarheid zeggen; iemand eens goed de waarheid vertellen; iemand eens goed onder handen nemen
that sort of thing zoiets
this sort of thing zoiets
re‐sort opnieuw sorteren
sortable sorteerbaar
sorter sorteerder; sorteermachine
sorting schifting; sortering