English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word rip
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
rip (tear) | ||
rip (assault; attack; assail; strafe; tackle; raid; mount an attack) | ; ; ; ; |
English | Dutch |
---|---|
rip | ⇆ als de bliksem gaan; ⇆ als de bliksem rijden; ⇆ deugniet; ⇆ knol; ⇆ losgaan; ⇆ lostornen; ⇆ openrijten; ⇆ openscheuren; ⇆ pierewaaier; ⇆ scheur; ⇆ scheuren; ⇆ smiecht; ⇆ torn; ⇆ tornen |
let rip | ⇆ afdrukken; ⇆ laten schieten; ⇆ laten stikken; ⇆ loslaten |
rip current | ⇆ muistroom |
rip off | ⇆ afrijten; ⇆ afstropen; ⇆ afzetten; ⇆ beroven; ⇆ stelen; ⇆ uitkleden |
rip out | ⇆ lostornen; ⇆ uitstoten |
rip through | ⇆ snel doorwerken |
rip up | ⇆ aan stukken scheuren; ⇆ openrijten; ⇆ tornen |
ripcord | ⇆ trekkoord |
ripper | ⇆ bovenste beste; ⇆ lostorner; ⇆ opensnijder; ⇆ patente kerel; ⇆ tornmesje |
ripping | ⇆ bovenste beste; ⇆ enig; ⇆ magnifiek; ⇆ openrijtend; ⇆ openscheurend; ⇆ prima |
unrip | ⇆ lostornen; ⇆ openrijten |