English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word profit

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(benefit; gain; win; advantage); ; ;
(gain; benefit; take advantage of)
🔗 Most will just be trying to find safety, but others will be looking for a way to profit from the confusion.
(gain; benefit); ; ; ;
(gain; win; accrue); ;
🔗 I can only profit.
profitable
profita
profitable
; ; ;

EnglishDutch
profit baat; baten; gewin; goed doen; helpen; nut; profijt; profiteren; verdienste; voordeel; voordeel afwerpen voor; winst; zijn voordeel doen
at a profit met winst
exchange profits koerswinst
gross profit brutowinst
margin of profit winstmarge
nett profit nettowinst
profit and loss account winst‐ en verliesrekening
profit by een graantje meepikken van; profiteren van; voordeel hebben van; voordeel trekken van; zijn voordeel doen met
profit by it er niet bij te kort komen
profit from profijt hebben van
profit margin winstmarge
return a profit winst opleveren
small profits and quick returns kleine winst bij vlugge omzet
to one’s own profit ten eigen voordele
trading profit bedrijfswinst
war profit oorlogswinst
with profit met vrucht
non‐profit niet‐commercieel; zonder winstoogmerk
profitable nuttig; profijtelijk; rendabel; voordelig; winstgevend
profiteer oorlogswinst maken; profiteren; profiteur
profitless onvoordelig
profit‐sharing winstdeling