English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word outsail

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(outside; without);
🔗 At least I can have my pipe out there.
(outside; outward);
🔗 He pushed on the door, forcing her out.
(unconscious)
(outside of; outside)
(off)
(depart; leave; start)
🔗 As we sailed, passing clouds cast their shadows on the sea’s surface.
veli sur

EnglishDutch
outsail harder zeilen dan; voorbijvaren
out af; bekend; bewusteloos; buiten; buitengaats; daarbuiten; daaruit; eropuit; eruit; geopenbaard; in staing; naar buiten; niet meer aan de slag; niet meer aan het bewind; niet thuis; om; op; te veld; uit; uit de mode; uit het gelid; uit het lid; uitgedoofd; uitgesloten; weg
sail afgaan; afvaren; besturen; bevaren; bezeilen; doorklieven; laten zeilen; molenwiek; overzeilen; stevenen; sturen; uitvaren; uitzeilen; varen; vertrekken; wiek; zeil; zeilen; zeilschip; zeiltocht; zweven