English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word opposer
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
oppose (object; be opposed; be opposed to; go against; impede; rock the boat) | ||
oppose (object) | ; tegenwerpingen maken | oponi |
oppose (confront; stand up to; withstand; offer resistance; resist) | ; ; ; ; ; zich verzetten |
English | Dutch |
---|---|
opposer | ⇆ bestrijder; ⇆ opponent |
oppose | ⇆ bestrijden; ⇆ in verzet komen tegen; ⇆ ingaan tegen; ⇆ opponeren; ⇆ oppositie voeren; ⇆ stellen tegenover; ⇆ tegengaan; ⇆ tegenover elkaar stellen; ⇆ tegenstreven; ⇆ tegenwerken; ⇆ tegenwerpingen maken; ⇆ zich kanten tegen; ⇆ zich verzetten tegen |