English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word nail‐biting

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
biting
(caustic; acrimonious)
biting
mordanta
biting
;
morda
;
najli
(stud);

EnglishDutch
nail‐biting nagelbijten
biting bar; bijtend; bits; nijpend; pinnig; scherp; snerpend; snijdend; vinnig; vlijmend
nail <een lengte‐eenheid>; betrappen; klauw; met spijkers beslaan; nagel; nagelen; niet loslaten; op de kop tikken; snappen; spijker; spijkeren; vastnagelen; vastspijkeren; vernagelen