English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word make do with
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(curl) | ; | |
(be suitable; fit; suit; be of use; serve) | ; geschikt zijn | |
(suffice; be enough) | ||
🔗 Yes or no will do. | ||
fari purigadon al | ||
; | ||
🔗 There is still work to be done. | ||
(act) | ||
(reach; strike) | ; | |
🔗 German chancellor Angela Merkel said she did not believe it would be clear yesterday whether a deal will be done. | ||
(carry out; commit; perform; wage; conduct) | ; ; ; ; ; | |
🔗 Was it something I did? | ||
🔗 And I did her hair. | ||
(bear down) | ; ; | |
(form) | ; | |
(cause; get; have; bring) | ; ; | |
🔗 Make them think I’m dangerous. | ||
(fabricate; manufacture; concoct) | ||
🔗 About 15 billion condoms are made every year and used by about 750 million people. | ||
; | ||
(render) | ||
(accrue) | ||
English | Dutch |
---|---|
make do with | ⇆ het doen met; ⇆ het stellen met; ⇆ uitkomen met; ⇆ uitkunnen; ⇆ zich behelpen met |
do | ⇆ aan kant doen; ⇆ aanrichten; ⇆ aanvangen; ⇆ afleggen; ⇆ baten; ⇆ bedrog; ⇆ betrachten; ⇆ braden; ⇆ brommen; ⇆ dienen; ⇆ do; ⇆ doen; ⇆ een beurt geven; ⇆ flikken; ⇆ fuif; ⇆ fuifje; ⇆ gedijen; ⇆ idem; ⇆ klaarmaken; ⇆ koken; ⇆ maken; ⇆ nemen; ⇆ opknappen; ⇆ opmaken; ⇆ redderen; ⇆ rijden; ⇆ spelen; ⇆ spelen voor; ⇆ te pakken nemen; ⇆ tieren; ⇆ toch; ⇆ toebrengen; ⇆ uithalen; ⇆ uithangen; ⇆ uitrichten; ⇆ uitvoeren; ⇆ uitvreten; ⇆ ut; ⇆ verhandelen; ⇆ verrichten; ⇆ voldoen; ⇆ zitten |
make | ⇆ aanbrengen; ⇆ aanleggen; ⇆ aanmaken; ⇆ afleggen; ⇆ afsluiten; ⇆ begaan; ⇆ beramen; ⇆ bereiken; ⇆ bijzetten; ⇆ binden; ⇆ binnenvaren; ⇆ brengen; ⇆ doen; ⇆ doen verrichten; ⇆ fabricaat; ⇆ fabrieken; ⇆ fatsoen; ⇆ halen; ⇆ houden; ⇆ in zicht krijgen; ⇆ indienen; ⇆ inwinnen; ⇆ knopen; ⇆ laten; ⇆ leveren; ⇆ lijden; ⇆ maaksel; ⇆ makelij; ⇆ maken; ⇆ merk; ⇆ nemen; ⇆ opmaken; ⇆ scheppen; ⇆ schudden; ⇆ sluiten; ⇆ stellen; ⇆ treffen; ⇆ trekken; ⇆ verdienen; ⇆ verrichten; ⇆ versieren; ⇆ vervaardigen; ⇆ verwerken; ⇆ vlechten; ⇆ voeren; ⇆ vormen; ⇆ zetten; ⇆ zich begeven |