English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word household refuse
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
household (domestic) | ||
household | ||
refuse (clippings; cuttings; parings; rubbish; waste; windfall) | ; | |
(reject; decline; withhold; spurn; disallow) | ; ; ; | |
refuse (garbage; rubbish; waste; scum) | ; uitschot | |
(disavow; renounce; abjure) | ; ; | |
malvoli | ||
refuse (detritus; garbage; leavings; trash; waste; scrap; clippings; litter) | ||
(decline) | ||
🔗 For a week now it had refused to eat. |
English | Dutch |
---|---|
household refuse | ⇆ huisvuil |
household | ⇆ gezin; ⇆ hofhouding; ⇆ huiselijk; ⇆ huisgezin; ⇆ huishoudelijk; ⇆ huishouden; ⇆ huishouding; ⇆ huislijk; ⇆ huis‐ |
refuse | ⇆ afslaan; ⇆ afval; ⇆ afwijzen; ⇆ het verdommen; ⇆ het verdraaien; ⇆ het vertikken; ⇆ nee zeggen; ⇆ niet accepteren; ⇆ niet willen; ⇆ niet willen doen; ⇆ ongunstig beschikken op; ⇆ uitschot; ⇆ van de hand wijzen; ⇆ vuil; ⇆ vuilnis; ⇆ vullis; ⇆ weigeren |