English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word chastity‐belt
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
chastity‐belt | ||
(girdle; strip) | ; ; | |
(strap; band; strip; thong) | ||
(beat; hit; strike; wallop; jab; belabour) | ; ; ; | |
chastity (purity) | ; ; ; |
English | Dutch |
---|---|
chastity‐belt | ⇆ kuisheidsgordel |
belt | ⇆ band; ⇆ broekriem; ⇆ ceintuur; ⇆ draagband; ⇆ een ceintuur omdoen; ⇆ een gordel omdoen; ⇆ een oorvijg verkopen; ⇆ een riem omdoen; ⇆ er vandoorgaan; ⇆ gebied; ⇆ gordel; ⇆ gordelriem; ⇆ jakkeren; ⇆ koppel; ⇆ koppelriem; ⇆ met een riem afranselen; ⇆ omgórden; ⇆ omringen; ⇆ pezen; ⇆ rand; ⇆ riem; ⇆ ring; ⇆ zone; ⇆ ómgorden |
chastity | ⇆ eerbaarheid; ⇆ ingetogenheid; ⇆ kuisheid; ⇆ reinheid; ⇆ zuiverheid |