English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word bobber
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(balance; poise) | ; ; ; ; ; |
English | Dutch |
---|---|
bobber | ⇆ peurder |
bob | ⇆ bob; ⇆ bobslee; ⇆ buigen; ⇆ buiging; ⇆ dobberen; ⇆ dot; ⇆ happen; ⇆ jongenskop; ⇆ kniebuiging; ⇆ knik; ⇆ knikken; ⇆ knikken met; ⇆ knot; ⇆ kort knippen; ⇆ korte staart; ⇆ kortstaarten; ⇆ lood; ⇆ melodie; ⇆ oorsieraad; ⇆ op en neer bewegen; ⇆ op en neer gaan; ⇆ pagekopje; ⇆ peur; ⇆ peuren; ⇆ poer; ⇆ poeren; ⇆ polkahaar; ⇆ pruik; ⇆ recht afknippen; ⇆ ruk; ⇆ rukje; ⇆ rukken aan; ⇆ shilling; ⇆ slingergewicht; ⇆ slotrefrein; ⇆ stoot; ⇆ trekken; ⇆ uiteinde |