English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word boat‐race

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(keel);
🔗 The question is, does he have a boat there?
race
(run; dash; speed; sprint; stampede)
race
(breed; stock; strain)
race
vetkuri
race
(clan; ethnic group; tribe; family; kin; kind; people; stock)
; ;
race
;
wedloop
race
;
wedloop
;
wedren

EnglishDutch
boat‐race roeiwedstrijd
boat bevaren; boot; kom; per boot vervoeren; roeien; sauskom; schip; schuit; schuitje; schuitjevaren; sloep; uit varen gaan; varen; zeilen
race afkomst; doorslaan; gemberwortel; geslacht; harddraven; jagen; jakkeren; laten lopen; loop; race; racen; racen met; ras; ren; rennen; sjezen; snellen; stam; vliegen; volksstam; wedloop; wedlopen; wedren; wedstrijd