English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word Miss
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; | maltrafi | |
🔗 Don’t miss it! | ||
(leave out; omit; overlook; skip) | ; ; | |
(bachelor woman) | ; | |
🔗 While Miss Laubenthal is new to the ranks of fantasy writers, Mr. Munn is an old hand at the craft. | ||
missing (absent; wanting) | ; | mankanta |
missing | netrovebla |
English | Dutch |
---|---|
Miss | ⇆ juffrouw; ⇆ mejuffrouw; ⇆ vrijster |
miss | ⇆ falen; ⇆ haperen; ⇆ juffer; ⇆ juffrouw; ⇆ laten voorbijgaan; ⇆ meisje; ⇆ mejuffrouw; ⇆ misgooien; ⇆ mislopen; ⇆ misschieten; ⇆ misschot; ⇆ missen; ⇆ misser; ⇆ misslaan; ⇆ misslag; ⇆ misstoot; ⇆ niet horen; ⇆ niet zien; ⇆ overslaan; ⇆ poedel; ⇆ poedelen; ⇆ uitlaten; ⇆ vermissen; ⇆ verzuimen; ⇆ weglaten; ⇆ zich laten ontgaan |
a miss is as good as a mile | ⇆ mis is mis, al scheelt het nog zo weinig |
give a miss | ⇆ misstoten |
give it a miss | ⇆ ervan wegblijven; ⇆ het met rust laten; ⇆ het vermijden; ⇆ het weglaten |
hit or miss | ⇆ op de bonnefooi |
it was a near miss | ⇆ het scheelde geen haar; ⇆ het scheelde maar een haar; ⇆ het scheelde maar een haartje |
miss each other | ⇆ elkaar mislopen |
missing link | ⇆ ontbrekende schakel |
miss one’s aim | ⇆ misschieten; ⇆ zijn doel missen; ⇆ zijn doel niet treffen |
miss one’s footing | ⇆ misstappen; ⇆ uitglijden |
miss one’s hold | ⇆ misgrijpen |
miss one’s mark | ⇆ misschieten; ⇆ zijn doel niet treffen |
miss one’s thrust | ⇆ misstoten |
miss one’s way | ⇆ mislopen |
miss out | ⇆ uitlaten; ⇆ weglaten |
miss out on | ⇆ aan zich laten voorbijgaan; ⇆ laten voorbijgaan; ⇆ missen |
miss the bus | ⇆ de boot missen; ⇆ een kans laten voorbijgaan; ⇆ een kans missen; ⇆ een kans voorbij laten gaan |
miss the connection | ⇆ de aansluiting missen |
miss the mark | ⇆ ernaast schieten; ⇆ misschieten |
miss the point | ⇆ niet begrijpen waar het om gaat |
near miss | ⇆ bijna raak schot; ⇆ bijna‐botsing; ⇆ schampschot |
that was a near miss | ⇆ dat scheelde maar een haartje |
amiss | ⇆ kwalijk; ⇆ mis; ⇆ niet in orde; ⇆ te onpas; ⇆ verkeerd |
hit‐or‐miss | ⇆ lukraak; ⇆ op goed geluk |
missing | ⇆ niet aanwezig; ⇆ ontbrekend; ⇆ verloren; ⇆ vermist |
missish | ⇆ jongedamesachtig |
missy | ⇆ juffertje; ⇆ juffie; ⇆ meisje |