Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zweren

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(etteren)
discharge pus
pusi
;
🔗 Hij zwoer geen wraak te zullen nemen.
🔗 Toen hij drie jaar geleden wegreed, had hij gezworen dat hij nooit meer een voet in dit gat zou zetten en nu was hij toch weer terug.
🔗 Ik had durven zweren dat ik hem kende, en toch wist ik zeker dat ik hem nog nooit had gezien.
; ;
swear off
;
forswear
(zich ontzeggen);
🔗 Heb je je ongeloof afgezworen?

DutchEnglish
zweren fester; swear; ulcerate; vow
een dure eed zweren swear a solemn oath; vow a great vow
trouw zweren plight troth; swear fidelity; swear allegiance
trouw zweren aan swear fidelity to; swear allegiance to
vals zweren perjure oneself; swear falsely; forswear oneself
zweren bij swear by
zweren op swear to
afzweren abjure; abnegate; forswear; swear off; renounce; ulcerate away
samenzweren conspire; plot
verzweren fester; ulcerate
zwerend ulcerated; ulcered