Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word zich iemands lot aantrekken
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(aanhalen; trekken) | ; | altiri |
(aanlokken; bekoren; trekken) | ; | |
draw tighter ; | ||
🔗 Arie trok de riem van zijn regenjas wat aan. | ||
(aandoen; opzetten) | ||
🔗 Toen trok hij schone kleren aan. | ||
(noodlot) | ; destiny ; | |
🔗 Of had het lot alweer iets nieuws voor hen in petto? | ||
(fortuin; levenslot) | destiny ; ; fortune | |
🔗 De een was het lot gunstig gezind. | ||
🔗 Ja ja, je lot is zwaar. | ||
🔗 Hetzelfde lot wacht Kiëv als Rusland aanvalt, vermoedt Zelensʹkyj. |
Dutch | English |
---|---|
zich iemands lot aantrekken | ⇆ interest oneself in somebody’s behalf |
aantrekken | ⇆ raise; ⇆ draw tighter; ⇆ tighten; ⇆ harden; ⇆ stiffen; ⇆ firm up; ⇆ appeal to; ⇆ attract; ⇆ brace; ⇆ don; ⇆ draw; ⇆ draw on; ⇆ magnetize; ⇆ pull in; ⇆ put on; ⇆ take up the slack |
lot | ⇆ allotment; ⇆ destiny; ⇆ dole; ⇆ doom; ⇆ fate; ⇆ fortune; ⇆ lot; ⇆ ticket; ⇆ lottery‐ticket |