Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitsparen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(bezuinigen; sparen; uitwinnen; oversparen; opzij leggen; opsparen) | ; economize | |
🔗 Je weet dat ik het heb gedaan om dollars uit te sparen. | ||
(bezuinigen; uitsparen; uitwinnen; oversparen; opzij leggen; opsparen) | ; ; economize | |
🔗 Ze had nooit gespaard en het geld vlugger uitgegeven dan het binnenkwam. | ||
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. | ||
uitsparing (besparing; bezuiniging) | ; |
Dutch | English |
---|---|
uitsparen | ⇆ economize; ⇆ leave blank; ⇆ leave free; ⇆ save |
sparen | ⇆ collect; ⇆ conserve; ⇆ hoard; ⇆ hoard up; ⇆ husband; ⇆ lay by; ⇆ lay up; ⇆ save; ⇆ spare; ⇆ set aside; ⇆ economize |
uit | ⇆ done; ⇆ for; ⇆ forth; ⇆ off; ⇆ out; ⇆ out of; ⇆ over; ⇆ through; ⇆ in a spirit of; ⇆ from; ⇆ from among; ⇆ in |
uitsparing | ⇆ saving; ⇆ economy; ⇆ blank space; ⇆ free space |