Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word tijdvak
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(periode) | ||
🔗 In dit tijdvak heerste er een droger klimaat en beleefden de coniferen een bloeitijd. | ||
🔗 De tijd heelt alle wonden. | ||
(wijle; poos) | ; | |
🔗 Talrijke eilanden verdwenen na korte tijd weer in zee. | ||
(wijl) | ; | |
🔗 Wij nemen u mee op een reis door de tijd. | ||
(tijdsduur) | ; | |
🔗 De tijd van deze hier was net begonnen. | ||
🔗 In Portugal wordt de Westeuropese tijd aangehouden. | ||
🔗 Er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. | ||
🔗 Daar had hij geen tijd voor. | ||
🔗 Zedenmeesters zijn van alle tijden. | ||
; pigeonhole | ||
(carré; ruitje; vierkant) | ||
(ambacht; beroep; handwerk; métier; stiel) | trade ; | |
🔗 Ach, het vak van bediende is eigenlijk uit de tijd. | ||
(tak) | ||
🔗 Roland had van beide vakken nooit iets begrepen. | ||
Dutch | English |
---|---|
tijdvak | ⇆ epoch; ⇆ period |
tijd | ⇆ age; ⇆ day; ⇆ days; ⇆ period; ⇆ time; ⇆ space; ⇆ tense; ⇆ tide; ⇆ while; ⇆ season; ⇆ stretch |
vak | ⇆ bay; ⇆ box; ⇆ branch; ⇆ compartment; ⇆ craft; ⇆ discipline; ⇆ line; ⇆ line of business; ⇆ métier; ⇆ panel; ⇆ partition; ⇆ subject; ⇆ trade; ⇆ square; ⇆ shelf; ⇆ pigeonhole; ⇆ pane; ⇆ section; ⇆ stretch; ⇆ profession |