Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word stralen‐
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(sjezen; zakken) | ; ; | |
radiate | ||
🔗 De sterren straalden aan een donkere hemel boven de bomen. | ||
(blinken; prijken; schijnen) | ||
🔗 Kijk eens of er licht naar buiten straalt. | ||
(uitstralen) | ||
🔗 Zijn succes straalt af op de volgelingen. | ||
irradiate ; shine upon | surradii | |
radiate | trakti per radioterapio | |
irradiate | priradii | |
(in de schaduw stellen; overschijnen) | outshine | superbrili |
; ray | ||
gush ; spurt | ||
🔗 En inderdaad kletterde de regen nu met stralen neer, en Dobbe Drijver had niet veel moeite om de gemeente bij elkander te krijgen. | ||
(radius) | ||
(radius) | ||
(geheel; totaal; volkomen; volledig; volslagen) | ; ; ; wholly ; ; ; ; ; | |
radiance ; | ||
🔗 Rondom de installatie zou de hoeveelheid straling twintig keer hoger zijn dan normaal. | ||
emit | ||
🔗 Dus toen zijn meester weer was opgestaan en zijn boze gedachten van het Demsterwold uitstraalde, liet hij Gollem in de steek. | ||
(afstralen) | ||
🔗 Een olielamp straalde een gele gloed uit. |
Dutch | English |
---|---|
stralen‐ | ⇆ radial |
stralen | ⇆ beam; ⇆ blaze; ⇆ flunk; ⇆ radiate; ⇆ shine |
afstralen | ⇆ radiate |
bestralen | ⇆ irradiate; ⇆ shine upon; ⇆ radiate |
omstralen | ⇆ shine about |
straal | ⇆ beam; ⇆ flash; ⇆ gleam; ⇆ jet; ⇆ radius; ⇆ ray; ⇆ squirt; ⇆ spout; ⇆ completely; ⇆ through and through |
stralend | ⇆ beaming; ⇆ beamy; ⇆ brilliant; ⇆ effulgent; ⇆ glorious; ⇆ lucid; ⇆ luminous; ⇆ orient; ⇆ radiant; ⇆ refulgent |
straling | ⇆ irradiance; ⇆ irradiancy; ⇆ radiance; ⇆ radiancy; ⇆ radiation |
uitstralen | ⇆ beam; ⇆ beam forth; ⇆ effuse; ⇆ emit; ⇆ eradiate; ⇆ exude; ⇆ radiate; ⇆ ray; ⇆ ray out |