Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word meten

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
measure
(afmeten; opmeten; opnemen; roeien; uitmeten)
🔗 Ik moet wel wat meten en enkele berekeningen maken.
(toemeten)
take one’s measure for
almezuri
(meten; opmeten; opnemen; uitmeten)
(meter; teller)
measurable
mezurebla
(geometrie)
tape‐measure
🔗 Aan juffrouw Politts linkerhand bungelde een zwart zijden tasje, waarin zich een meetlint, een speldenkussen en een handige grote schaar bevonden.
(immens)
immense
vastega
🔗 Het volgende ogenblik lag er een schat van onmetelijke waarde voor ons.
(afmeten; meten; opnemen; uitmeten)
take one’s measure for
almezuri
(afmeten; meten; opmeten; opnemen)

DutchEnglish
meten gauge; girt; girth; measure; measuring; mete; meter; stand
met twee maten meten apply a double standard
passen en meten cut and contrive
zich niet kunnen meten met be no match for
afmeten admeasure; measure; proportion; measure off
doormeten test
meetapparaat measuring device
meetapparatuur measuring apparatus
meetbaar measurable; mensurable; gaugeable
meetinstrument measuring‐instrument
meetkunde geometry
meetlat measure; rule; measuring‐rod
meetlint tape; tape‐measure; measuring‐tape
meetlood plummet; plumb
meetstok measuring‐rod
nameten measure again; check
onmetelijk abysmal; immeasurable; immeasurably; immense; immensely; measureless; oceanic; unmeasurable; vast; unmeasured
opmeten measure; survey; surveying
toemeten admeasure; allot; measure; measure out; mete out
uitmeten measure; measure out