Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word geslachtkunde
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(genealogie) | genealogy | |
(generatie) | ||
(stam; volksstam) | ; race ; ; ; | |
🔗 Zijn geslacht regeerde tot 1319. | ||
🔗 Vrijwel alle geslachten komen van nature voor in Noord‐Amerika. | ||
(kunne; sekse) | ; | |
🔗 Mensen kunnen er sinds 2006 ook met iemand van hetzelfde geslacht trouwen. | ||
sexual organ | ||
🔗 De bandiet had zijn broek laten zakken, was voor haar neergeknield en was nu bezig te voelen waar hij zijn monumentale geslacht bij haar naar binnen moest brengen. | ||
🔗 Verder geeft het de betekenis der woorden, hun meervoud, accent en geslacht. | ||
Dutch | English |
---|---|
geslachtkunde | ⇆ genealogy |
geslacht | ⇆ brood; ⇆ clan; ⇆ descent; ⇆ family; ⇆ gender; ⇆ generation; ⇆ genus; ⇆ kin; ⇆ lineage; ⇆ parentage; ⇆ race; ⇆ sex; ⇆ species; ⇆ stock; ⇆ strain; ⇆ butcher’s meat |