Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefde
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(fortuinlijk) | fortunately | bonŝance |
(fortuinlijk) | ||
(gelukkigerwijs; gelukkigerwijze; gelukkiglijk) | fortunately ; | |
🔗 Maar gelukkig is de maaltijd gereed. | ||
; | ||
🔗 Kun je hier bij ons niet gelukkig zijn? | ||
; | bonsorta | |
🔗 Mijn liefde voor de natuur ontstond toen ik jong was. | ||
(min) | ||
(affectie) | ; | |
; ; hapless | ||
🔗 Het schijnt dat de mensen steeds ongelukkiger worden. | ||
(onfortuinlijk) | malbonŝanca | |
🔗 Het was duidelijk dat de ongelukkige toerist daar doorheen gespoeld was. | ||
playing | ||
🔗 Wat denkt u van het spel, meneer Bol? |
Dutch | English |
---|---|
gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefde | ⇆ lucky at play, unlucky in love |
gelukkig | ⇆ auspicious; ⇆ auspiciously; ⇆ felicitous; ⇆ fortunate; ⇆ fortunately; ⇆ happily; ⇆ happy; ⇆ luckily; ⇆ lucky; ⇆ mercifully; ⇆ successful |
liefde | ⇆ affection; ⇆ charity; ⇆ endearment; ⇆ fancy; ⇆ fondness; ⇆ liking; ⇆ love |
ongelukkig | ⇆ awkward; ⇆ fatal; ⇆ hapless; ⇆ ill‐fated; ⇆ ill‐omened; ⇆ ill‐starred; ⇆ inauspicious; ⇆ luckless; ⇆ unfortunate; ⇆ unfortunately; ⇆ unhappy; ⇆ unlucky; ⇆ untoward; ⇆ woeful; ⇆ star‐crossed; ⇆ unhappily |
spel | ⇆ acting; ⇆ business; ⇆ deck; ⇆ game; ⇆ hand; ⇆ pack; ⇆ play; ⇆ stage business; ⇆ sport; ⇆ set; ⇆ gaming; ⇆ playing |