Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word familiekwaal
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(gezin; huisgezin) | ||
🔗 Ze hebben elkaar en hun belangrijkste spullen, maar verder is de familie Nijland alles kwijt wat ze in Slovenië bij zich hadden. | ||
(sibbe) | relations ; relatives ; ; | |
🔗 Het blad en de stengel zijn giftig, net zoals bij aardappel‐, aubergine‐ en paprikaplanten, die tot dezelfde familie behoren. | ||
🔗 In Nederland gaan veel moslims tijdens het suikerfeest op bezoek bij familie. | ||
(ziekte; aandoening) | ; | |
🔗 Hier tref ik dezelfde kwaal aan! |
Dutch | English |
---|---|
familiekwaal | ⇆ family complaint |
familie | ⇆ belongings; ⇆ connections; ⇆ family; ⇆ kin; ⇆ kindred; ⇆ kinsfolk; ⇆ parentage; ⇆ people; ⇆ relatives; ⇆ stock; ⇆ relations |
kwaal | ⇆ affection; ⇆ ailment; ⇆ complaint; ⇆ disease; ⇆ disorder; ⇆ distemper; ⇆ evil; ⇆ ill; ⇆ malady; ⇆ trouble |