Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word beitelen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
chisel ; | ||
🔗 Maar veel belangwekkender waren de twee lege muren, die allebei wemelden van mystieke symbolen en formules, die ruw in de gladgeschuurde muur waren gebeiteld. | ||
chisel | ||
chisel | ||
🔗 De oude schoot overeind met een snelheid die men van zo’n bejaard iemand niet verwacht zou hebben, en griste de hamer en de beitel uit de handen van de bezoeker. |
Dutch | English |
---|---|
beitelen | ⇆ chisel; ⇆ grave |
beitel | ⇆ chisel |
inbeitelen | ⇆ chisel; ⇆ carve with a chisel |
uitbeitelen | ⇆ chisel; ⇆ chisel out; ⇆ carve |