Information du mot terugkopen (néerlandais → espéranto: reaĉeti)

Synonyme: inlossen

Parti du discoursverbe
Prononciation/təˈrɵxkopə(n)/
Césurete·rug·ko·pen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) koop terug(ik) kocht terug
(jij) koopt terug(jij) kocht terug
(hij) koopt terug(hij) kocht terug
(wij) kopen terug(wij) kochten terug
(jullie) kopen terug(jullie) kochten terug
(gij) koopt terug(gij) kocht terug
(zij) kopen terug(zij) kochten terug
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) terugkope(dat ik) terugkochte
(dat jij) terugkope(dat jij) terugkochte
(dat hij) terugkope(dat hij) terugkochte
(dat wij) terugkopen(dat wij) terugkochten
(dat jullie) terugkopen(dat jullie) terugkochten
(dat gij) terugkopet(dat gij) terugkochtet
(dat zij) terugkopen(dat zij) terugkochten
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
koop terugkoopt terug
Participes
Participe présentParticipe passé
terugkopend, terugkopende(hebben) teruggekocht

Exemples d’usage

De mensen die bijzonder voordelige koopjes hadden gehad op de veiling, waren niet gemakkelijk te overtuigen, en ten slotte moest Bilbo, om tijd te winnen, een hoop van zijn eigen inboedel terugkopen.
Met dat geld heb ik trouwens op de veiling mijn eigen vis teruggekocht.

Traductions

allemandzurückkaufen
espérantoreaĉeti
françaisracheter; recheter