Synoniemen: afstompen, verstompen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vərˈdiːrləkə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·dier·lij·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verdierlijk | (ik) verdierlijkte |
(jij) verdierlijkt | (jij) verdierlijkte |
(hij) verdierlijkt | (hij) verdierlijkte |
(wij) verdierlijken | (wij) verdierlijkten |
(jullie) verdierlijken | (jullie) verdierlijkten |
(gij) verdierlijkt | (gij) verdierlijktet |
(zij) verdierlijken | (zij) verdierlijkten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verdierlijke | (dat ik) verdierlijkte |
(dat jij) verdierlijke | (dat jij) verdierlijkte |
(dat hij) verdierlijke | (dat hij) verdierlijkte |
(dat wij) verdierlijken | (dat wij) verdierlijkten |
(dat jullie) verdierlijken | (dat jullie) verdierlijkten |
(dat gij) verdierlijket | (dat gij) verdierlijktet |
(dat zij) verdierlijken | (dat zij) verdierlijkten |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verdierlijkend, verdierlijkende | (zijn) verdierlijkt |