Informatie over het woord magiër (Nederlands → Esperanto: magiisto)

Synoniem: duivelskunstenaar

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈmaɣijər/
Afbrekingma·gi·er
Geslachtmanlijk
Meervoudmagiërs

Voorbeelden van gebruik

Die man was Flagg, de magiër van de koning.
Ik ben toch magiër, of niet soms?
Voor Hocus Pas was hij van geen belang meer, en de bejaarde magiër gaf zich dan ook geheel over aan zijn werk.
Wij zijn magiërs!

Vertalingen

DuitsZauberer; Magier
Engelsmagician
Esperantomagiisto