Synoniemen: insluiten, omgéven, omzétten, omsingelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɔmˈrɪŋə(n)/ |
---|
Afbreking | om·rin·gen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(wij) omringen | (wij) omringden |
(jullie) omringen | (jullie) omringden |
(gij) omringt | (gij) omringdet |
(zij) omringen | (zij) omringden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat wij) omringen | (dat wij) omringden |
(dat jullie) omringen | (dat jullie) omringden |
(dat gij) omringet | (dat gij) omringdet |
(dat zij) omringen | (dat zij) omringden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
omring | omringt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
omringend, omringende | (hebben) omringd |
De Amerikaanse hoofdstad Washington wordt voor het grootste deel omringd door Maryland.
Met deze woorden boog hij zich naar buiten en ledigde de schaal op het verwaarloosde grasveld dat het laboratorium omringde.
Wij schijnen door vijanden te zijn omringd.