Synoniemen: omgéven, omringen, omzétten, omsingelen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈɪnslœy̯tə(n)/ |
---|
Afbreking | in·slui·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(wij) sluiten in | (wij) sloten in |
(jullie) sluiten in | (jullie) sloten in |
(gij) sluit in | (gij) sloot in |
(zij) sluiten in | (zij) sloten in |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat wij) insluiten | (dat wij) insloten |
(dat jullie) insluiten | (dat jullie) insloten |
(dat gij) insluitet | (dat gij) inslotet |
(dat zij) insluiten | (dat zij) insloten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
sluit in | sluit in |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
insluitend, insluitende | (hebben) ingesloten |