Synoniemen: ómzetten, overbrengen, overplaatsen, verplaatsen, verhalen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verleg | (ik) verlegde |
(jij) verlegt | (jij) verlegde |
(hij) verlegt | (hij) verlegde |
(wij) verleggen | (wij) verlegden |
(jullie) verleggen | (jullie) verlegden |
(gij) verlegt | (gij) verlegdet |
(zij) verleggen | (zij) verlegden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verlegge | (dat ik) verlegde |
(dat jij) verlegge | (dat jij) verlegde |
(dat hij) verlegge | (dat hij) verlegde |
(dat wij) verleggen | (dat wij) verlegden |
(dat jullie) verleggen | (dat jullie) verlegden |
(dat gij) verlegget | (dat gij) verlegdet |
(dat zij) verleggen | (dat zij) verlegden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verleg | verlegt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verleggend, verleggende | (hebben) verlegd |