Informatie over het woord knotten (Nederlands → Esperanto: sensuprigi)

Synoniemen: afknotten, toppen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈknɔtə(n)/
Afbrekingknot·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) knot(ik) knotte
(jij) knot(jij) knotte
(hij) knot(hij) knotte
(wij) knotten(wij) knotten
(jullie) knotten(jullie) knotten
(gij) knot(gij) knottet
(zij) knotten(zij) knotten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) knotte(dat ik) knotte
(dat jij) knotte(dat jij) knotte
(dat hij) knotte(dat hij) knotte
(dat wij) knotten(dat wij) knotten
(dat jullie) knotten(dat jullie) knotten
(dat gij) knottet(dat gij) knottet
(dat zij) knotten(dat zij) knotten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
knotknot
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
knottend, knottende(hebben) geknot

Voorbeelden van gebruik

Ook zijn er geknotte essen.

Vertalingen

Duitskappen
Engelstruncate
Esperantosensuprigi
Saterfrieskapje; kopje