Synoniemen: arresteren, inrekenen, in verzekerde bewaring nemen, oppakken, in hechtenis nemen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈanɦɑu̯̯də(n)/ |
---|
Afbreking | aan·hou·den |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) hou aan, houd aan | (ik) hield aan |
(jij) houdt aan | (jij) hield aan |
(hij) houdt aan | (hij) hield aan |
(wij) houden aan | (wij) hielden aan |
(jullie) houden aan | (jullie) hielden aan |
(gij) houdt aan | (gij) hieldt aan |
(zij) houden aan | (zij) hielden aan |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) aanhoude | (dat ik) aanhielde |
(dat jij) aanhoude | (dat jij) aanhielde |
(dat hij) aanhoude | (dat hij) aanhielde |
(dat wij) aanhouden | (dat wij) aanhielden |
(dat jullie) aanhouden | (dat jullie) aanhielden |
(dat gij) aanhoudet | (dat gij) aanhieldet |
(dat zij) aanhouden | (dat zij) aanhielden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
hou aan, houd aan | houdt aan |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
aanhoudend, aanhoudende | (hebben) aangehouden |
Hij werd al op 14 april aangehouden.
De man die in de kamer van Pelosi zat, werd vrijdag aangehouden in zijn woonplaats in de staat Arkansas.
Collega’s van de twee agenten konden snel daarna de vijf mannen aanhouden.