Synoniemen: gedogen, permitteren, toelaten, toestaan, veroorloven
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vərˈɣɵnə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·gun·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) vergun | (ik) vergunde |
(jij) vergunt | (jij) vergunde |
(hij) vergunt | (hij) vergunde |
(wij) vergunnen | (wij) vergunden |
(jullie) vergunnen | (jullie) vergunden |
(gij) vergunt | (gij) vergundet |
(zij) vergunnen | (zij) vergunden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) vergunne | (dat ik) vergunde |
(dat jij) vergunne | (dat jij) vergunde |
(dat hij) vergunne | (dat hij) vergunde |
(dat wij) vergunnen | (dat wij) vergunden |
(dat jullie) vergunnen | (dat jullie) vergunden |
(dat gij) vergunnet | (dat gij) vergundet |
(dat zij) vergunnen | (dat zij) vergunden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
vergun | vergunt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
vergunnend, vergunnende | (hebben) vergund |
Het spreken is u vergund.
Ik heb eigenlijk niets over deze koepel te zeggen, maar mijn oom zal het mij niet ten kwade duiden dat ik voor een ogenblik in zijn rechten treed en u een schuilplaats vergun.