Synoniemen: beduiden, voorspéllen, voorzéggen, profeteren, vooruitzeggen
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) waarzeg | (ik) waarzegde |
(jij) waarzegt | (jij) waarzegde |
(hij) waarzegt | (hij) waarzegde |
(wij) waarzeggen | (wij) waarzegden |
(jullie) waarzeggen | (jullie) waarzegden |
(gij) waarzegt | (gij) waarzegdet |
(zij) waarzeggen | (zij) waarzegden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) waarzegge | (dat ik) waarzegde |
(dat jij) waarzegge | (dat jij) waarzegde |
(dat hij) waarzegge | (dat hij) waarzegde |
(dat wij) waarzeggen | (dat wij) waarzegden |
(dat jullie) waarzeggen | (dat jullie) waarzegden |
(dat gij) waarzegget | (dat gij) waarzegdet |
(dat zij) waarzeggen | (dat zij) waarzegden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
waarzeggend, waarzeggende | (hebben) gewaarzegd |