Informatie over het woord lenzen (Nederlands → Esperanto: malplenigi)

Synoniemen: ledigen, legen, lichten, ruimen, uithalen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlenzə(n)/
Afbrekinglen·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) lens(ik) lensde
(jij) lenst(jij) lensde
(hij) lenst(hij) lensde
(wij) lenzen(wij) lensden
(jullie) lenzen(jullie) lensden
(gij) lenst(gij) lensdet
(zij) lenzen(zij) lensden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lenze(dat ik) lensde
(dat jij) lenze(dat jij) lensde
(dat hij) lenze(dat hij) lensde
(dat wij) lenzen(dat wij) lensden
(dat jullie) lenzen(dat jullie) lensden
(dat gij) lenzet(dat gij) lensdet
(dat zij) lenzen(dat zij) lensden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
lenslenst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
lenzend, lenzende(hebben) gelensd

Vertalingen

Deenstømme
Duitsausleeren; entleeren
Engelsempty
Esperantomalplenigi
Fransvider
Grieksαδειάζω
Italiaansvuotare
Roemeensgoli
Saterfriesloosmoakje
Spaansvaciar
Srananleygi
Tsjechischvyprázdnit
Turksboşalmak; boşaltmak