Synoniemen: week maken, zacht maken
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verwekelijk | (ik) verwekelijkte |
(jij) verwekelijkt | (jij) verwekelijkte |
(hij) verwekelijkt | (hij) verwekelijkte |
(wij) verwekelijken | (wij) verwekelijkten |
(jullie) verwekelijken | (jullie) verwekelijkten |
(gij) verwekelijkt | (gij) verwekelijktet |
(zij) verwekelijken | (zij) verwekelijkten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verwekelijke | (dat ik) verwekelijkte |
(dat jij) verwekelijke | (dat jij) verwekelijkte |
(dat hij) verwekelijke | (dat hij) verwekelijkte |
(dat wij) verwekelijken | (dat wij) verwekelijkten |
(dat jullie) verwekelijken | (dat jullie) verwekelijkten |
(dat gij) verwekelijket | (dat gij) verwekelijktet |
(dat zij) verwekelijken | (dat zij) verwekelijkten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verwekelijk | verwekelijkt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verwekelijkend, verwekelijkende | (hebben) verwekelijkt |