Informatie over het woord cursiveren (Nederlands → Esperanto: kursivigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/kɵrziˈverə(n)/, /kɵrsiˈverə(n)/
Afbrekingcur·si·ve·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) cursiveer(ik) cursiveerde
(jij) cursiveert(jij) cursiveerde
(hij) cursiveert(hij) cursiveerde
(wij) cursiveren(wij) cursiveerden
(jullie) cursiveren(jullie) cursiveerden
(gij) cursiveert(gij) cursiveerdet
(zij) cursiveren(zij) cursiveerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) cursivere(dat ik) cursiveerde
(dat jij) cursivere(dat jij) cursiveerde
(dat hij) cursivere(dat hij) cursiveerde
(dat wij) cursiveren(dat wij) cursiveerden
(dat jullie) cursiveren(dat jullie) cursiveerden
(dat gij) cursiveret(dat gij) cursiveerdet
(dat zij) cursiveren(dat zij) cursiveerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
cursiveercursiveert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
cursiverend, cursiverende(hebben) gecursiveerd

Vertalingen

Duitskursiv drucken
Engelsitalicize
Esperantokursivigi