Informatie over het woord poleren (Nederlands → Esperanto: alezi)

Synoniem: uitboren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/poˈlerə(n)/
Afbrekingpo·le·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) poleer(ik) poleerde
(jij) poleert(jij) poleerde
(hij) poleert(hij) poleerde
(wij) poleren(wij) poleerden
(jullie) poleren(jullie) poleerden
(gij) poleert(gij) poleerdet
(zij) poleren(zij) poleerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) polere(dat ik) poleerde
(dat jij) polere(dat jij) poleerde
(dat hij) polere(dat hij) poleerde
(dat wij) poleren(dat wij) poleerden
(dat jullie) poleren(dat jullie) poleerden
(dat gij) poleret(dat gij) poleerdet
(dat zij) poleren(dat zij) poleerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
poleerpoleert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
polerend, polerende(hebben) gepoleerd

Vertalingen

Duitsausbohren; ausdrehen
Engelsdrill; bore; ream
Esperantoalezi
Fransaléser
Portugeesbrocar