Synoniemen: begunstigen, bevoordelen, voortrekken, gunstig gezind zijn
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) sta voor | (ik) stond voor |
(jij) staat voor | (jij) stond voor |
(hij) staat voor | (hij) stond voor |
(wij) staan voor | (wij) stonden voor |
(jullie) staan voor | (jullie) stonden voor |
(gij) staat voor | (gij) stondt voor |
(zij) staan voor | (zij) stonden voor |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) voorsta | (dat ik) voorstonde |
(dat jij) voorsta | (dat jij) voorstonde |
(dat hij) voorsta | (dat hij) voorstonde |
(dat wij) voorstaan | (dat wij) voorstonden |
(dat jullie) voorstaan | (dat jullie) voorstonden |
(dat gij) voorstaat | (dat gij) voorstondet |
(dat zij) voorstaan | (dat zij) voorstonden |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
voorstaand, voorstaande | (hebben) voorgestaan |